PETRUS EN PAULUS (Mt. 16, 13-19; Hand. 9, 2-9.17-22) (Viering)
Dat Petrus en Paulus elkaar niet vaak hebben ontmoet, is niet zo verwonderlijk, als u weet dat de afstand tussen Jeruzalem – waar Petrus meestal vertoefde – en Korinthe of Tessalonika – de belangrijkste missiesteden van Paulus – ongeveer zo groot is als die tussen Schilde en Rome. (En in die tijd was het vliegtuigverkeer nog niet zo intens als nu). Petrus en Paulus volgden overwegend elk hun eigen weg.
Eerst vertel ik u iets over elk van deze beide grote tenoren van de Kerk; daarna iets over spanningen tussen hen beiden.
Petrus
Simon-Petrus, een visser uit Kafarnaüm, was een eenvoudige, diepgelovige jood, die de joodse wet en voorschriften zeer serieus nam. Nadat hij zich bij Jezus had aangesloten, bleef hij die wetsbepalingen trouw naleven. Hij zag geen tegenstrijdigheid tussen Jezus volgen en de Joodse wet volgen: voor hem was Jezus de Messias die eertijds door de oudtestamentische profeten was aangekondigd. Die continuïteit was voor Petrus duidelijk en vanzelfsprekend.
Door zijn beroep had hij leren leven met de wisselvalligheden van het water. Dat had van hem een nuchter en praktisch man gemaakt die in onverwachte situaties snel en doortastend kon beslissen. Best mogelijk dat deze karaktereigenschappen hebben meegespeeld toen Jezus besloot hem de leiding van de christengemeente toe te vertrouwen. Deze aanstelling beschrijft de evangelist Mattheüs als volgt:
Eerste lezing: Mt. 16, 13-19
Via de symbolische overhandiging van de sleutels, wordt aan Simon, die vanaf dan Petrus genoemd wordt, het leiderschap toevertrouwd. Wat houdt leiderschap hier in? Er is sprake van ‘binden en ontbinden’. Ons zegt dat niet zoveel, maar het gaat hier om specifiek rabbijnse terminologie met een dubbele betekenis:
– ’toelaten en verbieden’, wat wijst op de wetgevende taak van het leiderschap;
– ‘oordelen en vrijspreken’, wat verwijst naar de macht om recht te spreken en fouten te vergeven.
De religieuze macht om recht te spreken en wetten uit te vaardigen wordt elders in de Bijbel gereserveerd voor God of voor Christus. Tegen die achtergrond wordt Petrus, gezien de aard van de taak die hem wordt toevertrouwd, hier wel degelijk met plaatsvervangend goddelijk gezag bekleed. Vanaf het vroege begin werd dus groot gezag toegekend aan het hoofd van de Kerk van Christus.
Paulus
Tegenover deze Petrus, de sterk joodsvoelende eerste paus, staat de figuur van Paulus. Paulus werd, onder de naam Saulus, geboren in Tarsus, het centrum van de Griekse cultuur in Klein Azië. Al vroeg stuurden zijn orthodox-joodse ouders hem naar Jeruzalem, om er, bij de beroemdste rabbijnen, de joodse wet te gaan bestuderen. Saulus was een man met standing en cultuur, een intellectueel die vlot Hebreeuws en Grieks sprak en het Romeins burgerrecht bezat dat hij van zijn vader had geërfd.
Genuanceerd denken ligt hem niet. Al wat niet joods is, is in zijn ogen slecht. Ook dus die nieuwe sekte, m.n. de christenen. En met zijn fel temperament vliegt hij er dan ook hard tegen aan. Tot hij bij de poort van Damascus, plots tot inzicht komt. Naar dat verhaal gaan we nu luisteren.
Tweede lezing : Hand. 9, 2-9.17-22
Tweemaal met elkaar in conflict
Zodra Paulus voor een zaak gewonnen is, bruist hij van actie. Het begon al tijdens zijn eerste officiële missieopdracht. Hij wijkt van zijn reisschema af en doet nog een aantal steden extra aan in het binnenland van Klein Azië. Met zoveel ongebreideld enthousiasme is de kans groot dat je met anderen in conflict geraakt.
1. Jeruzalem, het centrum van de toenmalige Kerk met paus Petrus aan het hoofd, hield vast aan de idee dat de joden het uitverkoren volk waren. De joodse profeten hadden in het Oude Testament de komst van de Messias aangekondigd, en in Jezus – zelf een Jood – werd die Belofte vervuld. De enige weg naar Jezus liep dus, volgens hem, via het Jodendom. Als een heiden christen wilde worden, moest hij eerst jood worden, inclusief de besnijdenis.
‘Neen!’ zegt Paulus, ‘Niet akkoord! Met Jezus is een nieuwe tijd aangebroken. Jood of geen jood doet niet meer ter zake. Heidenen moeten zich wél rechtstreeks tot het christendom kunnen bekeren’. Paulus was zozeer van zijn waarheid overtuigd dat hij besloot naar Jeruzalem te vertrekken – hij zat op dat ogenblik in Antiochië – om ze daar tot andere gedachten te brengen.
Dit conflict was de aanleiding tot het bijeenroepen van het eerste concilie uit de kerkgeschiedenis.
Even de twee antagonisten voor ogen houden:
Paulus, nog maar pas bekeerd, heeft Jezus nooit persoonlijk ontmoet. Als missionaris zat hij altijd in de periferie, ver van het hart, van het centrum van de Kerk. Die Paulus komt nu aan de eerbiedwaardige apostelen die jarenlang met Jezus persoonlijk hebben opgetrokken, vertellen dat ze het theologisch verkeerd voor hebben, dat ze dingen verkondigen die niet juist zijn.
Petrus, als volbloed jood, en levend in een joods-christelijke kerk die heilig overtuigd was van de uitverkiezing van het Jodendom, kon vermoedelijk weinig begrip opbrengen voor de nieuwlichterij van Paulus.
Maar op die conciliebijeenkomst heeft Petrus zich door de argumentatie van Paulus laten overtuigen. Hij moest toegeven dat die verre missionaris geen ketterijen verkocht. Consequent heeft paus Petrus dan ook afgekondigd dat de heidenen, niet meer via het Jodendom, maar rechtstreeks tot het christendom konden toetreden. Dat besluit zal hij wel met een bevend hart genomen hebben, want daarmee stootte hij zijn eigen joden-christenen voor het hoofd.
Op die vergadering in Jeruzalem is het er beslist niet erg academisch aan toegegaan. Want als die kwestie later nog eens gaat spelen, reageert Paulus nog steeds zeer emotioneel. Jaren nadien komt het hem namelijk ter ore dat er nog steeds joden-christenen zijn die heidenen trachten te overtuigen om zich eerst te laten besnijden vooraleer zich te laten dopen. De reactie van Paulus is ongezouten: “Die opruiers! Dat ze zich maar meteen laten castreren!” (letterlijk citaat uit Paulus’ brief aan de Galaten [5,12]).
2. De Schrift vertelt ons nog over een tweede ontmoeting tussen Petrus en Paulus.
Het is beslist niet nieuw dat een paus op reis gaat om zich ter plaatse over de gang van zaken te laten informeren. Petrus ondernam ook dergelijke tochten, en kwam op een zeker ogenblik in Antiochië, waar Paulus aan het werk was. Ook de eerste paus verbroederde met de plaatselijke bevolking en zat aan aan een inlands feestmaal dat hem werd aangeboden.
Eten op niet-joodse wijze was volgens de joodse wet niet geoorloofd want dat maakt iemand onrein. Maar Petrus vond dat hij zich voor de gelegenheid aan de plaatselijke gebruiken moest aanpassen.
Terwijl hij daar op bezoek was, arriveerde in datzelfde Antiochië een joods handelskonvooi. Tot dat gezelschap behoorden ook enkelen die zich tot het christendom bekeerd hadden. Toen Petrus dat vernam sloeg de schrik hem om het hart: het zou namelijk in Jeruzalem kunnen uitlekken dat hij in Antiochië de joodse reinheidswetten overtreden had. En dus pakte Petrus zijn biezen en trok zich terug in de joodse kolonie.
Als Paulus dat hoort, is hij woedend. En hij verwijt Petrus publiekelijk dat hij zich van de niet-joodse christenen isoleert, dat hij hen discrimineert, en dat hij de principes van het concilie van Jeruzalem niet in praktijk durft te brengen.
Besluit
Twee ontmoetingen, en tweemaal een flink conflict.
De actie van Paulus, ondanks zijn soms weinig elegante manier van optreden, heeft de Kerk doen openbreken uit haar eng-joods keurslijf. Petrus had het daar moeilijk mee. Maar hij beriep zich niet op zijn wetgevende en oordelende macht om andersdenkende gelovigen binnen de Kerk de mond te snoeren. Hij besefte dat Kerk-zijn, gelovig-zijn, veel meer een zaak van leven is dan van leerstellige waarheden. Omdat Petrus zijn persoonlijke overtuiging niet heeft doorgedrukt met het gewicht van zijn pauselijk gezag, heeft hij de Kerk kans op toekomst gegeven. Daarom is het terecht dat Petrus en Paulus in één adem, vandaag gevierd worden als prinsen van de katholieke Kerk.
Marc Christiaens o.p.