Opstand tegen de dood. (Lc. 24,1-12)
Dat was dus het paasevangelie, goede vrienden, de verkondiging van de verrijzenis van de Gekruisigde.
Zoals u hoorde, garandeert de paasboodschap geen paasvreugde. Integendeel: de vrouwen, Petrus en de apostelen zijn gedesoriënteerd. In ons verhaal ging het over angst, paniek en onbegrip – niet over paasblijheid dus. Gevoelens die benauwend modern zijn. Want het is niet omdat het vandaag Pasen is dat het er morgen in de wereld vrolijker zal aan toe gaan. Onze TV-journaals en kranten zullen berichten blijven uitbraken over moord en doodslag, over seksueel misbruik en verkrachting, over fraude en doofpotten.
Pasen of geen Pasen, Christus wordt doodgewoon verder gekruisigd. Dag na dag. Uiteraard gaat het niet alleen over Christus kruisigen in ’t groot… ook wij kunnen handig overweg met hamer en spijkers. Spijkerhard kunnen onze woorden zijn. En onze roddel is het hout waarop wij anderen te schande hangen. Steeds nieuwe kruisen op steeds meer Golgotha’s. In ’t groot, in ’t klein. Je wordt er moedeloos van. Je zou in een holletje willen wegkruipen, weg van dat alles, en het afsluiten met een grote grafsteen.
Als u zich hierin enigszins erkent, laat dan de Paasverrijzenis ook aan u gebeuren.
En zeg nu niet: Pasen? Ach, ik kan me zo weinig voorstellen bij woorden als ‘verrijzen’ en ‘opstanding uit de dood’.
Daarover je kop breken is nutteloze energieverspilling. Die begrippen behoren nu eenmaal niet tot onze ervaringswereld. In de tijd van de Bijbel begrepen ze er ook niets van. En niet alleen de vrouwen uit onze evangelielezing. Ook zijn eigen apostelen, zelfs nadat Jezus aan hen verschenen was, zaten zich wekenlang suf te piekeren achter gebarricadeerde deuren ergens in Jeruzalem.
Wie het zo aanpakt, kan paasvreugde wel vergeten.
Petrus en die andere mannen en vrouwen kwamen pas weer tot leven toen zij hun aandacht verlegden van ‘wat is verrijzen?’ naar ‘wat betekent het dat Hij verrezen is?’. Zij kwamen pas tot leven toen op Pinksteren de Geest hen heroriënteerde van het lege graf naar het leven van Jezus. Verrijzenis is geen raadsel over dode materie die tot leven komt, maar de handtekening van onze God onder het leven van Jezus. Jezus is de levende Heer omdat hij anderen deed opstaan. Zijn opstanding uit de dood verwijst naar zijn levenslange opstandigheid tegen de dood en tegen alles wat in het leven aan de dood herinnert en naar dood ruikt. De blinde schonk Hij het levenslicht terug. Doven opende Hij de oren zodat ze de Blijde Boodschap konden beluisteren. Verlamde en ontgoochelde mensen deed Hij opstaan. Mensen die bezeten waren door angst en vertwijfeling, door schuld en wroeging, die zichzelf niet meer meester waren, aan die mensen gaf Hij vrijheid. Telkens opnieuw hielp Hij mensen over dode momenten heen en opende Hij voor hen nieuwe perspectieven.
Die wijze van leven mocht niet verloren gaan, vond God, en daarom hielp Hij op zijn beurt Jezus over het dode punt van de kruisdood heen. Jezus leeft. Jezus leeft in ons midden als er mensen zijn die in woord en daad Jezus laten herleven. Meer nog – zo luidt de Paasboodschap van onze God – ook voor hen die Jezus laten herleven, geldt dat de dood niet langer het laatste woord spreekt over hun leven. De machten die een mens de dood aandoen, zijn in principe onttroond. Ze zijn er nog, ze heersen nog, dat wel, maar ze zijn ten dode opgeschreven.
Daarom is een mensenleven geen uitzichtloos gebeuren, geen leven van trouw-z’n-plichten-doen om dan voorgoed van het wereldtoneel te verdwijnen. Alsof het allemaal vergeefse moeite was. Nee, een mens is geroepen tot méér! Wij mogen geloven dat er ook in schijnbaar uitzichtloze situaties, ook voor ons een derde dag komt, de dag van de opstanding.
Het geloof in ónze derde dag betekent levenskracht nú, tegen de kanker van pessimisme – of erger nog, van onverschilligheid. Natuurlijk kunnen ziekte, tegenslag en dood ons leven nog verduisteren. Maar dat mag ons niet doen verzinken in moedeloosheid. Christenen weten van méér, christenen weten van ‘erná’, christenen zijn optimist tot in de kist – letterlijk, omdat zij leven van de hoop, hoop die leven is en leven doet.
Van dat optimisme moet een bezieling uitgaan om deze wereld, om ons leven en dat van anderen te verlichten, op te tillen en te doen herrijzen. Vanuit deze overtuiging komen gelovigen in opstand tegen al wat een mensenleven vernietigt en vergiftigt. Zij durven daartegen in opstand komen omdat zij zich in de rug gedekt weten door een bondgenoot: Jezus, de Verrezene, Gods eigen opstandigheid in levende lijve.
Christelijk geloven is opstandig geloven:
– opstand tegen al wat dodelijk is: onrecht en onvrijheid, onderdrukking en verknechting, defaitisme en onverschilligheid.
– opstand tegen leven-ten-koste-van-een-ander; tegen leven van ieder-voor-zich-en-God-voor-ons-allen.
– opstand tegen vergoddelijking van mensen,
– opstand tegen uitsluiting van mensen,
– opstand tegen machteloosheid van mensen,
– opstand tegen alles wat indruist tegen wat onze God voor mensen wil: vrede, liefde, warmte, gemeenschap.
Verrijzenisgeloof is veel meer dan alleen maar opstanding uit de dood. Het heeft allereerst te maken met het levend houden van de levende Heer.
Verrijzenisgeloof is pas geloofwaardig als wij hier en nu mensen uit de put en uit het graf halen, hen van hun lijkwade ontdoen, hen meenemen op de weg van de toekomst.
Daarom is Pasen het hoogfeest bij uitstek, omdat Pasen toekomst betekent die op Goede Vrijdag dood en begraven leek.
Marc Christiaens o.p.