21 febr. 2016 (Viering)
Een voorsmaak van Goede Vrijdag en Pasen (Lc. 9,28-36)
Het verhaal over de gedaanteverandering van Jezus vinden we niet alleen bij de evangelist Lucas maar ook, bijna letterlijk, bij Mattheüs en bij Marcus. Je zou bijna denken dat de heren van elkaar hebben afgeschreven… En het is nog waar ook. Het evangelie van Marcus, het oudste van de drie, was één van de inspiratiebronnen van zowel Mattheüs als van Lucas – zij het dat beiden soms heel vrij omsprongen met hun inspiratiebron.
Hier niet dus. Integendeel. Marcus laat zijn verhaal over de gedaanteverandering voorafgaan én volgen door een uitspraak van Jezus dat Hij veel zal moeten lijden en ter dood zal worden gebracht. En dat drieluik namen zowel Mattheüs als Lucas over als één pakket, zonder er iets ingrijpends aan te veranderen. Voor de drie evangelisten is het duidelijk dat Jezus’ gedaanteverandering en zijn lijden alles met elkaar te maken hebben. Voor ons die alleen het middenstuk, het verhaal van de gedaanteverandering, hebben horen voorlezen, is die link niet zo evident.
Op het moment dat wij Jezus vandaag ontmoeten zit Hij in een diepe crisis.
Hij was begonnen, bijna argeloos enthousiast, met in woord en daad de liefdesboodschap van zijn Vader uit te dragen. Wat Hij aanvankelijk fout had ingeschat, was dat zijn consequent kiezen voor armen en rechtelozen, voor tollenaars en zondaars, zoveel kwaad bloed zou zetten bij vooral schriftgeleerden en Farizeeën. Na enige tijd voelde Hij hun irritatie uitgroeien tot regelrechte vijandigheid. Het drong steeds meer tot Hem door dat opkomen voor het recht van rechtelozen niet zonder risico is. Wie het voor hen opneemt, komt immers in botsing met het heersende onrecht. Wie armen verdedigt, vormt een bedreiging voor de portemonnee van de rijken. Wie ruimte creëert voor vreemdelingen en vluchtelingen moet optornen tegen blokvorming van autochtonen. Wie voor onderdrukten wegen naar bevrijding baant, wordt staatsgevaarlijk in de ogen van gevestigde machten.
Zoals het zich liet aanzien zou de spanning wel eens tot uitbarsting kunnen komen, en wie weet… het zou Hem misschien zelfs zijn kop kunnen kosten.
Jezus stond dus voor een verscheurende keuze: ofwel trouw blijven aan wat Hij tot dan toe als zijn roeping had beschouwd en dus het dreigende risico niet uit de weg gaan, ofwel voor veiligheid kiezen, hetzij door ermee op te houden, hetzij door te opteren voor de weg van de populaire volksheld die stenen in brood kon omtoveren (Denk aan de evangelielezing van vorige week over de bekoringen).
Helemaal overstuur gaat Jezus met drie van zijn intiemste vrienden de berg op om er te bidden en zich te bezinnen over wat Hij moet doen. Zijn wikken en wegen, zijn worstelen met zichzelf verwoorden onze evangelisten in een visionaire tafereel waarin Jezus met Mozes en Elia in gesprek gaat. Mozes en Elia, de vertegenwoordigers van Wet en Profeten, die zelf destijds de dorheid, de leegte en de vertwijfeling van de woestijn getrotseerd hadden, om boven op een berg God te ontmoeten (Ex. 24,15-18; 1 Kon. 19,8-9). Het staat er wel niet met zoveel woorden, maar we mogen aannemen dat het voorbeeld van die twee godsmannen Jezus heeft overtuigd en heeft doen besluiten om door te zetten, om zijn weg ten einde toe te gaan, tot in Jeruzalem, tot op Golgotha desnoods.
Biddend, daar op de berg Tabor, zag Jezus Goede Vrijdag opdoemen.
Maar tegelijk stonden de twee gesprekspartners van Jezus daar “in al hun heerlijkheid” – zo staat in onze tekst. Wat kan dat anders betekenen dan dat Mozes en Elia iets uitstraalden van de overkant van het graf, van de hemel, van de heerlijkheid Gods? Zij gunden Jezus een blik op wat Hem te wachten stond indien Hij koos voor trouw ten einde toe. Sterker nog: ook het gelaat van Jezus veranderde van aanblik, zijn kleren werden stralend wit – even wit als van die engelen op paasmorgen in het lege graf (Lc. 24,4). Daar op de Taborberg ving Hij een glimp op van hoe zijn leven zou zijn voorbij de dood. De gedaanteverandering verwijst dus niet enkel naar Goede Vrijdag, maar ook naar Pasen. Een lichtpunt van hoop en uitzicht in de duisternis van de crisis. Een beloftevol perspectief dat uitnodigt om zijn opdracht gestand te doen, ondanks het onzalige gevoel van dreigende mislukking.
De leerlingen waren geen getuige van Jezus’ biddend worstelen met zijn roeping. Ze waren in slaap gevallen. Pas in tweede instantie werden zij bij het visionaire gebeuren betrokken. Wakker geworden zien zij Jezus daar staan, op-zijn-paasbest: zijn besluit staat vast, de crisis is voorbij, Hij is tot rust gekomen. In zijn naïviteit wil Petrus die stralende Jezus vasthouden: “Laten we hier drie hutten maken”. Maar al snel worden Petrus en de zijnen met hun twee voeten op de grond gezet: in een wolk valt Gods schaduw over hen en klinkt een stem: “Deze Jezus-op-zijn-paasbest is mijn uitverkoren Zoon; luister naar Hem”.
En ze hèbben geluisterd. Ze zijn met Hem mee op weg gegaan. Maar beseften toen nog niet dat die weg op Golgotha zou eindigen.
Na Jezus’ dood heeft het van de leerlingen een moeizame worsteling gevergd vooraleer het tot hen doordrong dat Golgotha niet het onrechtvaardige, definitieve einde was geweest, vooraleer zij beseften dat Golgotha de doorgang was naar Pasen, en de deur opende naar nieuwe hoop. Wat voor Jezus een in crisis gerijpte beslissing was, was voor zijn volgelingen een proces van begrijpen achteraf, van aanvaarden en van proberen zin te geven. Wat voor Jezus een in crisis gerijpte beslissing was, is voor zijn volgelingen van vandaag nog steeds een proces van moeilijk te begrijpen, van aanvaarden en van proberen de zin ervan te ontdekken.
Marc Christiaens o.p.
Bezinning
Soms raakte Jezus vermoeid,
kende Hij twijfels.
Dan liet Hij zijn vrienden scheep gaan
en bleef zelf achter, alleen op het strand.
Soms trok Hij zich terug in de bergen,
om te bidden en met zijn Vader te zijn.
Daar kwam Hij tot zichzelf,
zag Hij de weg die Hij moest gaan:
een man van God zijn, zoals Elia en Mozes,
mensen vrij maken.
Hoe Hij heeft gebeden?
Wellicht met weinig woorden.
Maar terug bij zijn vrienden, straalde het van Hem af:
bidden maakt anders.
Kunnen wij het nog: helemaal alleen de berg opgaan,
zo nu en dan rusten om de weg te vragen? vrij naar Peer Verhoeven