9 oktober 2016 (Viering)
Goddank! (Lc. 17,11-19)
Met 10 riepen ze: “Jezus, heb medelijden met ons”. Er was maar 1 tot wie Jezus mocht zeggen: “Uw vertrouwen is uw redding”. Waar waren de 9 anderen? (v.17). Een bedankje was zeker niet misplaatst geweest.
Dankbaarheid kun je niet eisen, dat is een vrije gave… hoorden we Jezus vorige week zeggen in zijn parabel over de heer en zijn slaaf (Lc. 17,5-10). Maar vandaag lijkt Jezus op zijn teen getrapt omdat Hij geen ‘merci’ krijgt…
Ja, Jezus reageert geïrriteerd. Maar niet omdat die 9 het vertikten ‘dank u wel’ te zeggen. Waarom dan wel?
Even terug naar de tekst.
Na zijn genezing keerde die ene melaatse terug om God te verheerlijken, staat er (v 15). Waarop Jezus reageert: “Zijn die anderen dan niet teruggekeerd om aan God eer te brengen”? (v 18). Wat in Jezus’ ogen belangrijk is, is dat mensen erkennen dat, in zijn helend optreden, niet Hijzelf maar Gods menslievendheid aan het werk is. Geloven heeft te maken met een bepaalde manier van zien, van in-zien, van door-zien: zien wat er schuilgaat achter datgene wat elkeen met het blote oog kan zien. Geloven is zien met de ogen van het hart. Want alleen zo kun je onder de oppervlakte in de diepte zien, en uitroepen: God-dank!
Ons evangelieverhaal is hiervan een mooie illustratie. Het speelt zich af op twee niveau’s: het niveau van het blote oog, van de feiten; en het niveau van het hart.
Eerst dat van de feiten.
10 melaatsen – buitengesloten uit het dagdagelijkse functioneren van de goegemeente. Alsof er een vloek op hen rust. “Zij bleven op een afstand staan”, lezen we (v 12). Zo hoorde het ook: uit de buurt blijven van gezonde mensen. En vandaar riepen ze luidkeels “Jezus, heb medelijden met ons”.
Ze kennen Jezus dus, minstens van naam, misschien maar van horen zeggen. Toen Jezus op hun geroep reageerde met “Ga u aan de priesters laten zien”, deden ze dat. Blijkbaar geloofden zij alle 10 in Jezus’ genezende kracht. [Wij doen ook wat de arts ons zegt, want wij vertrouwen op zijn vakbekwaamheid. In prewetenschappelijke culturen gelooft men in de religieuze of magische vakbekwaamheid van genezers.] Dat zich tonen aan de priesters, was wettelijk voorgeschreven: een ex-melaatse kon pas opnieuw in de samenleving worden opgenomen nadat hij door een priester ziekte-vrij was verklaard (Lev.13).
De priesterlijke controlerende geneeskunde bevestigde dat die 10 van hun melaatsheid gereinigd waren. De genezer had zijn werk goed gedaan. Weer in de gemeenschap geïntegreerd, kunnen ze verder. De ontmoeting met Jezus had hen nieuwe levenskansen gegeven. Het wonder van Jezus’ helende nabijheid gold voor alle 10.
Met die vaststelling houdt voor 9 van de 10 de relatie met Jezus op. Bij de 10de is er meer gebeurd dan genezen worden en weer geïntegreerd zijn in de dorpsgemeenschap. Hij wist zich ook geraakt door de persoon van Jezus. In diens helende kracht heeft hij Gods nabijheid ervaren. In wat hem overkwam, herkent hij Wie hem overkomt. En dankbaar keert de man terug en “verheerlijkte God met luide stem”. Hij keerde terug naar en bracht hulde aan de Bron van waaruit Jezus hem genezend had aangekeken. Hij had begrepen dat Jezus geen genezer/wonderdoener was zoals er in die tijd nog rondliepen, maar een mensenheler van Godswege. Geen die zichzelf verkondigt maar iemand die Gods nabije aanwezigheid zichtbaar wil maken. Iemand die de handen, de voeten en het gezicht wil zijn van een menslievende God die mensen in nood heelt, en uitgestotenen integreert. Die dieptedimensie van Jezus’ optreden is geen kwestie van weten, van geloven met je verstand zoals die 9 deden, maar van ‘er voor open staan’, van ‘willen zien met de ogen van je hart’. Jezus keek de 10 melaatsen genezend en relatiestichtend aan. Eén ging op dat relatieaanbod in. Een relatie die uitnodigt, die motiveert om zelf ‘Gods handen, voeten en gezicht’ te worden: “Sta op, uw vertrouwen is uw redding. Ga nu op weg” om op jouw beurt mensen in nood helend nabij te zijn en uitgestotenen weer binnen boord te halen.
Die ene was een Samaritaan. Samaritanen waren in Joodse ogen ongelovige vreemdelingen met wie ze liever niets van doen hadden (Joh. 4,9). Toch voert Lucas geregeld een Samaritaan ten tonele als model voor wat geloven in Jezus inhoudt. Denk bv. aan de parabel van de Barmhartige Samaritaan, die enkel bij Lucas te vinden is (10,25-37). Dat kan geen toeval zijn.
Niet alleen, maar ook en misschien vooral inzake geloof trekken mensen graag duidelijke scheidslijnen: gelovigen en niet-gelovigen, katholieken en protestanten, christenen en moslims, en in Jezus’ tijd: joden en Samaritanen. Etiketten scheppen orde in de wanorde, maken het geheel overzichtelijk en het praten erover gemakkelijker. Maar de kleur van die opgeplakte etiketten blijkt niet neutraal te zijn: de rationele indeling in vakjes wordt snel een morele indeling: juist tegenover vals; wij hebben de waarheid en dus zij niet; wij, de goeden, zij de slechten. Neen – zegt Lucas – die in mensenogen duidelijke scheidslijnen tussen Joden en Samaritanen, tussen geloof en ongeloof, tussen goeden en slechten, vallen in Gods ogen niet samen met goed en slecht, geloof en ongeloof. Onder de zogenaamde rechtgelovigen – in Jezus’ tijd: wetgetrouwe joden; naar ons toe vertaald: kerkgetrouwe katholieken – zitten er heel wat die lijden aan geloofsblindheid. ‘De waarheid bezitten’, ‘zich braafjes aan de regels houden’ zijn, in Gods ogen, geen doorslaggevende criteria om iemands geloof te toetsen. Voor Hem is geloven een kwestie van openstaan voor wat Jezus ons aanreikt ten leven. Geloven is geen rationele aangelegenheid, maar relationele verbondenheid. Je treft geloof aan waar je het soms het minst verwacht: bij Samaritanen, bij buitenstaanders die volgens jouw etikettering in het verkeerde geloofshokje zitten.
Je mag met z’n allen roepen: “Jezus, heb medelijden met ons”. Wees gerust, uw bede wordt verhoord: In Jezus toonde God dat zijn helende nabijheid er is voor allen, voor élke mens zonder onderscheid. Want God heeft lak aan etiketten. Maar slechts de Samaritaan die op zijn stappen terugkeert om “Goddank” te zeggen, zal te horen krijgen: “Sta op. Uw vertrouwen is uw redding”
Marc Christiaens o.p.