31 aug. 2014 (Viering)
Van steenrots tot struikelblok (Mt. 16,21-27)
Op ons lezingenblaadje begint onze evangelietekst met: “In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan, en veel moest lijden,… dat Hij er ter dood gebracht zou worden… (enz.)”. Wie er het Nieuwe Testament naast wil leggen, zal zien dat Mattheüs die eerste zin net iets anders formuleert. Hij schreef: “Vanaf toen begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken… (enz.)”.
‘Vanaf toen’, waar slaat dat op? Op wat we vorige week te horen kregen (16,13-20) en waarvan de tekst van vandaag het vervolg is. U weet nog wel: eerst vroeg Jezus aan zijn leerlingen wat er her en der zo al over Hem geroddeld werd, en dan: “En jullie, wie ben Ik volgens jullie?”. “U bent de Messias”, riep Petrus. “Proficiat”, zei Jezus, “Jij bent een vent als een steenrots, daar kan Ik mijn Kerk op bouwen.”.
Daarna – en hier begint de tekst van vandaag – zegt Jezus dat zijn weg Hem naar Jeruzalem voert, zijn dood tegemoet. “Naar Jeruzalem?! Op uw kop gevallen? Dat is vragen om vermoord te worden!” Opnieuw Petrus dus. Jezus keert zich om, kijkt hem aan met een staalharde blik, en snauwt: “Weg jij, satan! Jij wordt nog mijn struikelblok!”.
Eerst ‘Proficiat’, en nog geen twee minuten later, wordt diezelfde Petrus uitgemaakt voor ‘satan, duivel!’. Gaat Jezus hier zijn beleefdheidsboekje te buiten, of was Petrus’ reactie werkelijk zo aanstootgevend? Onze tekst is op dit punt niet helemaal duidelijk. We weten bijvoorbeeld niet wat er in het hoofd van Petrus speelde toen hij zo heftig protesteerde. Dat is dus gissen. Op het eerste gezicht zie ik twee mogelijkheden:
Eerste mogelijkheid
Nadat Petrus, als woordvoerder van de apostelen, gezegd had: ‘Jezus, voor ons zijt Gij de Messias’, begon Jezus hen uit te leggen dat Hij, Messias zijnde, veel zou moeten lijden. Vanaf toen is Hij dat beginnen uitleggen. Dat suggereert dat Jezus dat niet één keer maar misschien wel twintig keer heeft moeten uitleggen. M.a.w. dat in Jezus’ visie ‘Messias-zijn’ en ‘lijden en sterven’ onlosmakelijk verbonden waren, is maar heel langzaam tot de leerlingen doorgedrongen. Toen Jezus daar de eerste keer over begon – de lezing van vandaag – klonk hun dat volslagen onzinnig in de oren. Een Messias die moet lijden en sterven, stond haaks op het beeld dat de leerlingen, inclusief Petrus, zich van de komende Messias gevormd hadden. Als kinderen van hun tijd, als diepgelovige joden, levend onder de Romeinse bezetting, keken zij reikhalzend uit naar de Messias, naar een Redder, naar iemand die de Romeinen zou verjagen; iemand die, door God tot koning gezalfd, ervoor zou zorgen dat Gods uitverkoren volk kon genieten van vrijheid en vrede, van welvaart en welzijn. En eens dat voor zijn volk gerealiseerd, zou die Messias zijn rechtvaardige heerschappij uitbreiden over de hele wereld zodat alle volkeren konden delen in dat universele geluk.
Naar zo’n Messias – een rechtvaardige, zegevierende, maar binnenwereldse vorst – kijkt het religieuze jodendom uit, van in de tijd van het Oude Testament tot op onze dagen. En met die visie waren dus ook de apostelen destijds opgegroeid. Het is dan ook begrijpelijk dat tegen die achtergrond Petrus, impulsief als hij is, uit zijn krammen schiet als Jezus zegt dat Hij naar Jeruzalem wil waar hogepriesters en schriftgeleerden Hem staan op te wachten om Hem ter dood te brengen. Van een dode Messias is immers weinig bevrijding en rechtvaardige wereldorde te verwachten.
Als we er dus van uitgaan dat, in onze tekst, Petrus het woord ‘Messias’ verstaat vanuit zijn klassieke joodse achtergrond, dan is zijn protest zo logisch als wat. De moeilijkheid is dat Jezus heel anders aankijkt tegen zijn messiasschap .
Is dat misverstand Petrus kwalijk te nemen? Ik denk het niet. Waarom reageert Jezus dan met “Weg jij, satan”?
Tweede mogelijkheid
Ik wil niet helemaal uitsluiten dat Petrus zich van de eerste keer wèl door Jezus liet overtuigen, en dat hij dus van bij het begin begrepen had dat Messias-zijn voor Jezus geen zaak was van macht en wereldheerschappij, maar een zaak van het hart.
Maar als Jezus besluit met: “Kom, jongens, nu trekken we naar Jeruzalem, waar ze Me staan op te wachten om Mij te vermoorden”, dan kun je van Petrus toch niet verwachten dat hij zegt: “Mooi zo, Heer. Een momentje, even inpakken en dan weg wezen”. De verhouding tussen die twee was zo amicaal en intiem dat het voor Petrus totaal onacceptabel was dat Jezus met open ogen zijn lijden en dood tegemoet ging.
In de veronderstelling dat Petrus toen reeds een juist beeld had van het messiasschap van Jezus, is het protest van Petrus zo menselijk als wat. En dus lopen wij opnieuw aan tegen de vraag: ‘Waarom reageert Jezus met “Weg jij, satan”?’
Misschien moeten we nog een derde mogelijkheid onder ogen zien.
Is het niet denkbaar dat het probleem niet bij Petrus maar bij Jezus lag? Namelijk dat Jezus aan zichzelf begon te twijfelen, juist òmdat Hij zich zo goed kon inleven in Petrus’ reactie? Dat Hij zich begon af te vragen of Petrus het misschien toch bij het rechte eind zou kunnen hebben… of het toch niet verstandiger zou zijn om Jeruzalem maar links te laten liggen…?
Anders gezegd: De menselijke overwegingen van zijn apostel brengen Jezus in de verleiding om zich af te keren van zijn messiaanse weg die langs lijden en de dood loopt. We horen hier een echo van de derde bekoring in de woestijn, toen Jezus zich op zijn openbaar leven voorbereidde: “De duivel bracht Jezus naar een hoge berg en toonde Hem alle koninkrijken der wereld. En hij zei: Allemaal voor U, als Ge mij aanbidt. Jezus reageerde toen met: Weg jij, satan” (Mt.4,8-10).
Als Jezus hier herhaalt: “Weg jij, satan”, dan richt Hij zich niet tot Petrus maar tot de verleider, de satan, die Hem, via Petrus, tracht af te brengen van het messiaanse pad dat de Vader voor zijn Zoon had uitgetekend. Door het handige spel van de verleider werd voor Jezus ‘Petrus de steenrots’ bijna ‘Petrus de struikelblok’.
Wel krijgt Petrus te horen dat hij zich niet moet laten leiden door menselijke overwegingen maar door wat God wil. Want voor hem, én voor Jezus, én voor ieder van ons, geldt dat, als perspectieven bedreigend zijn of als de vooruitzichten ons niet bevallen, de bekoring aanlokkelijk is om een zijweg in te slaan en elders zijn heil te gaan zoeken. “Ontvlucht je verantwoordelijkheid niet”, waarschuwt Jezus “durf de werkelijkheid onder ogen zien. Want wie Mij wil volgen, moet bereid zijn zijn kruis op te nemen. Wie denkt zijn leven te kunnen redden door een eventuele struikelblok te ontwijken, zal het verliezen.” Je kunt beter die steen optillen en hem meenemen tot waar hij kan gebruikt worden om er iets moois mee op te bouwen.
Marc Christiaens o.p.