Vrede of verdeeldheid? (Lc., 12,49-53)
Dat was een evangeliepassage waar ik met een boogje omheen zou willen lopen. Want wat moet je met – ik zou haast zeggen – deze onchristelijk klinkende Jezuswoorden?
Straks, na het Onze Vader, horen we: “Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: ‘Vrede laat ik U; mijn vrede geef ik U’ (…) Geef ons vrede in uw naam en maak ons één”. En vervolgens wordt die vrede aan allen toegewenst en doorgegeven. Wat Jezus in deze evangelielezing zegt, gaat daar lijnrecht tegen in: “Denken jullie dat Ik op aarde vrede ben komen brengen? Neen, zeg Ik jullie, Ik ben eerder verdeeldheid komen brengen, zelfs verdeeldheid tot binnen het gezin!”.
Even flitste door mijn hoofd om deze evangelietekst te vervangen door een andere. Een die minder ergernis oproept… Maar dat zou ‘vals spelen’ zijn: als ik begin weg te selecteren wat me niet bevalt, dan sta ik, voor ik het weet, in plaats van het evangelie van Christus, het evangelie van Christiaens te verkondigen. En dat is nu ook weer niet de bedoeling.
Bij de geboorte van Jezus werd aan de herders toegezongen: “Vrede op aarde aan alle mensen van goede wil”. Het eerste wat Jezus na zijn verrijzenis tot zijn leerlingen zei, was: “Vrede zij met u”. Tussen die twee momenten ligt een heel leven waarin Jezus zijn volgelingen voortdurend ‘vrede’ toezegt. Hij zegt het niet alleen, Hij sticht ook heil en vrede in zijn zorg voor mensen en door de wijze waarop Hij met hen omgaat.
Er zit echter wel een ‘maar’ aan vast. ‘Vrede’ betekent voor Jezus niet: conflicten toedekken of toegeven omwille van de lieve vrede. ‘Vrede’ is voor Hem geen synoniem voor ‘geen oorlog’, maar synoniem voor ‘geluk’, voor ‘heil’ – geluk en heil voor allen zonder onderscheid. Nooit: geluk en heil voor de ene ten koste van de ander. Daarom profileert Jezus zich als partijganger van de zwakkeren.
Wie echter ‘partij’ zegt, zegt ook ’tegenpartij’, de sterken in dit geval, zij die de plak zwaaien, zij die vinden dat alles maar best bij het oude blijft omdat dit hun het beste uitkomt, omdat verandering hun macht, hun zekerheden, hun gevestigde positie zou kunnen ondermijnen. Wie zegt ‘partij’ en ’tegenpartij’, zegt dus ook ‘spanning’ en ‘conflict’. Jezus was geen zachtgekookt eitje. In naam van de vrede-zoals-Hij-die-ziet ontloopt Hij de confrontatie niet. Wie kiest voor de armen, kan geen belangenbehartiger van de rijken zijn; wie kiest voor de uitgeslotenen kan geen bondgenoot van de uitsluiters zijn. Jezus is realist genoeg om te beseffen dat de mannen van de macht, van het geld en van het zogenaamde goed fatsoen dit Hem niet in dank afnemen. Hij verwacht er zich dan ook aan dat zij, die Hij ooit heeft uitgescholden voor “huichelaars en witgekalkte graven, mooi van buiten maar van binnen vol rottigheid” (Mt.23,27-28), op vinkenslag liggen om Hem voetje te lichten. En meer dan alleen maar een voetje.
Dat is de achtergrond van onze evangelietekst. Jezus beseft ten volle dat de gespannen situatie elk moment een dramatische wending kan nemen. Toch kiest Hij er niet voor om zich gedeisd te houden. Hij gaat vastberaden op weg naar Jeruzalem (Lc. 9,51), goed wetende dat daar, in het hol van de leeuw, de bom kan ontploffen. Niet uit overmoed maar uit trouw aan wat Hij als zijn roeping ziet, gaat Hij de confrontatie aan. Maar wel met een bang hart: “Daar moet ik een doop ondergaan. Ik voel me beklemd; zal ik het uithouden tot het allemaal volbracht is?”
Dat was de tragiek van Jezus: de vredesbode die ten ondergaat aan de weerstand die zijn vredesboodschap oproept. Tot diezelfde tragiek zijn ook zijn volgelingen veroordeeld. Jezus zei ooit tegen hen: “Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwille” (Mt. 5,11).
Een zaligspreking die we ook mogen omkeren, denk ik. Wie zich volgeling van Jezus noemt maar níét in aanvaring komt met de logica van deze wereld, níét in aanvaring komt met de elk-voor-zichzelf-en-God-voor-ons-allen-mentaliteit, zo iemand moet zich in alle eerlijkheid durven afvragen of hij wel een èchte Jezusvolgeling is. Zijn wij bereid in ons doen en laten het risico te lopen onze vingers te branden aan het liefdesvuur dat Jezus op aarde bracht en waarvan Hij verlangt dat het hoog oplaait? Misschien is onze liefde niet partijdig genoeg.
Marc Christiaens o.p.