21 juni 2015 (Viering)
En Jezus bleef maar slapen… (Mc. 4,35-41)
Er stak een ongemeen hevige storm op. In paniek riepen de leerlingen Jezus ter hulp. Plots klinkt boven het natuurgebulder zijn doordringende stem: “Zwijg, wees stil”. De wind ging liggen en het werd volmaakt stil. Verbaasd vroegen de leerlingen zich af: “Wie is Hij toch dat zelfs de wind en het water naar Hem luisteren?”
Voor de leerlingen een vraag. Voor sommige vrome gelovigen een weet: De enige die zijn wil kan opleggen aan de natuurelementen, is Hij die ze geschapen heeft: met dit wonder bewijst Jezus nogmaals dat Hij God is.
Dat is wel erg kort door de bocht. Want – en nu citeer ik de Pauselijke Bijbelcommissie[1] – zo’n letterlijke interpretatie “is gevaarlijk, want wie een evangelietekst die niet historisch bedoeld is, leest alsof het om een waar gebeurd feit gaat, let vaak niet op de mogelijke symbolische betekenis ervan. Een letterlijke interpretatie leidt tot valse zekerheden en vrome maar bedrieglijke verklaringen.” Duidelijke taal, dacht ik.
Herlezen we nog eens rustig ons verhaal.
Een plots opkomende storm die even snel gaat liggen, is een bekend weerkundig fenomeen op het meer van Genezareth dat, gekneld tussen twee bergketens, meer dan 200 m. beneden de zeespiegel ligt.
Jezus vraagt aan zijn vrienden naar de overkant van het meer te varen. Als ze goed en wel van wal zijn gestoken, valt Jezus in slaap. Begrijpelijk op een zwoele avond, na een zware dag.
En dan steekt plots zo’n nijdige storm op. Probeer dat beeld je even voor de geest te halen. Een kleine visserssloep hoog op de golven getild, weer neergesmakt, water dat bij bakken binnenstroomt… De natuurelementen gaan zo wild te keer dat de geroutineerde bemanning aan boord er het hoofd bij verliest. (Vergeet niet: verschillende van de apostelen waren beroepsvissers, dus vertrouwd met de grillen van het meer van Genezareth.) En in die apocalytische omstandigheden, zo staat er, …blijft Jezus rustig doorslapen op een kussen op het achterdek van dat klein roeibootje!?
Erg overtuigend klinkt dat laatste niet. Maar dat is niet belangrijk. Marcus gebruikt zo’n storm als verhaalkader om zijn lezers duidelijk te maken hoe zij moeten omgaan met stormen die hun leven overhoop dreigen te gooien.
Het is niet omdat Jezus zich op het meer bevindt, dat er geen storm kan losbarsten. Het is niet omdat wij God een plaats geven in ons leven, dat het er niet kan stormen. Nogal wat gelovige mensen – misschien wij allemaal af en toe – hebben het daar behoorlijk moeilijk mee. We geloven al te graag dat de goede God ons op onze levenstocht zal behoeden voor leed en lijden. En als het dan toch plots gaat stormen, krijgt God de zwarte piet toegeschoven: ‘Waarom moet dat mij overkomen? Waar heb ik het verdiend om zo te moeten lijden? Hoe kan God al die verschrikkingen in de wereld toelaten – het drama van de bootvluchtelingen op de Middellandse Zee , de terreuracties van de Islamitische Staat en Boko Harram… om maar enkele voorbeelden te noemen.
Tja, zegt Marcus, God vaart wel met ons mee, maar niet als een engelbewaarder op de uitkijk hoog in het kraaiennest van onze levensboot. Soms lijkt het erop dat God slaapt, ook als het stormt.
Het beeld van de slapende Jezus heeft duidelijk een symbolische betekenis. Dat Hij zich te rusten legde omdat Hij moe was, is een aannemelijke, menselijke verklaring. Maar het betekent ook dat Hij zich gerust voelde, dat Hij er alle vertrouwen in had dat zijn vrienden-vissers Hem veilig en wel naar de overkant zouden brengen. En als de storm opsteekt? Ook dan blijft Hij rust uitstralen, want Hij vertrouwt erop dat Hij en zijn zwoegende vrienden veilig zijn in de handen van zijn Vader. Die heeft immers het laatste woord over storm en zee, over alle kwade krachten, zelfs over de dood.
Bij de leerlingen daarentegen heerst paniek. Zij zijn niet enkel hun zelfvertrouwen kwijt, ook hun vertrouwen in Jezus wankelt. Om uit de crisissituatie te geraken gaan ze niet langer uit van hun eigen mogelijkheden, van hun maritieme deskundigheid, maar ze schuiven de verantwoordelijkheid in Jezus’ schoenen en verwijten Hem dat Hij hen in de steek laat: “Kan het U dan niet schelen dat wij vergaan?”. [Hun angstkreet klinkt ons bijna ironisch in de oren (ook al is dat achterafse praat): Hij die totterdood zijn leven veil had voor zijn vrienden, wordt verweten dat vrienden in nood Hem niets kunnen schelen.] Enigszins gepikeerd reageert Jezus met een tegenvraag: “Hoe het mogelijk dat jullie geen vertrouwen hebben?”
Wie ten volle op God vertrouwt – zo leert dit verhaal ons – geeft niet op, die schreeuwt niet: ‘God wordt wakker en stil de storm’. Die herinnert zich – ook in benarde situaties – dat Jezus telkens weer zei: Vreest niet. Ga. Ga verder. Niet aarzelen. Doen. Ook al slaan de golven over de boot, blijf water uitscheppen, geef niet op. Want je mag erop vertrouwen dat God je nooit in de steek laat, dat bij Hem niets onmogelijk is. Misschien staat God plots op en brengt Hij de storm tot bedaren. Misschien laat Hij de storm uitrazen en staat Hij achter je rug mee water uit de boot te scheppen – Hijzelf of een engel in de gedaante van een medemens – zodat je het alsnog overleeft. Misschien kapseist de boot en staat God je op te wachten om je in zijn armen te sluiten als je als schipbreukeling aanspoelt aan de overkant. Misschien…
Hoe, wanneer en in wie Hij voor jou mens wil worden om je helpend nabij te kunnen zijn, dat is zijn geheim. Maar je mag erop vertrouwen: Hij zal er zijn voor jou.
Marc Christiaens o.p.
[1] “De interpretatie van de bijbel in de kerk”, een document van de Pauselijke Bijbelcommissie (24 april 1993).